Publicatiedatum:7 november 2023
Zoals volgers van SPOON weten, is onderzoeksbureau SEO bezig met grondig onderzoek naar de Woo. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken brengt het bureau knelpunten in kaart die tijdens het eerste jaar van de Woo zijn gebleken. Op woensdag 1 november was er in het Amsterdamse EYE gelegenheid om op de voorlopige bevindingen te reageren. Tim Staal was namens SPOON een van de sprekers.
Hieronder volgt de integrale tekst die hij uitsprak tegenover een gehoor van voornamelijk ambtenaren en journalisten.
Intro
Geachte aanwezigen,
Niet voor niets noemt SEO heel veel punten die beter moeten. Veel wisten we al, en is niet anders dan onder de Wob. Ik wil drie punten uitlichten die volgens mij de focus moeten zijn bij het verder gevolg geven aan deze invoeringstoets. 1) Betere uitvoering van de Woo in goed onderling overleg tussen verzoeker en Woo-ambtenaar, 2) snelle bijsturing van de nieuwe elementen in de Woo die nog niet goed functioneren en tot slot 3) een oproep: in alles wat we verder doen na deze invoeringstoets niet het ‘beeld’ maar effectievere openbaarmaking centraal stellen. Geen snelle schijnoplossingen, maar duurzaam bouwen aan een beter proces.
1) Betere uitvoering bij omvangrijke verzoeken door overleg, maatwerk en regie: een wereld te winnen.
Meer snelheid, minder werk én betere openbaarmaking kunnen hand in hand gaan. Daar ben ik, door de honderden Woo-verzoeken waarin ik de onderzoeksjournalisten van Investico en SPiT heb bijgestaan, honderd procent van overtuigd. Het mooie: hiervoor is geen enkele wijziging van de Woo nodig. Je hebt er niet eens meer mensen voor nodig. Betere uitvoering en een goede inrichting van het proces zijn voldoende. En dat is weer grotendeels een kwestie van een cultuur waarin het prioriteit is om die betere uitvoering te realiseren. En die cultuur, die wordt bepaald door jullie, die hier aanwezig zijn vanuit de uitvoerende kant.
En die betere uitvoering, dat is vooral twee dingen:
- Snel inhoudelijk overleg tussen Woo-ambtenaar en de indiener, op basis van een ruwe inventarisatie en in aanwezigheid van collega’s met kennis van het onderwerp. Zo kan snel bepaald worden welke soorten documenten wel, welke niet, en welke misschien, of alleen na een vertrouwelijke inzage, onder het verzoek moeten vallen. Van de verzoeker mag gevraagd worden hieraan mee te werken. Dat is maatwerk, maar het mooie is: in dit geval kost maatwerk iedereen minder in plaats van meer werk.
- Meer regievoering, op twee niveaus: op het niveau van ieder bestuursorgaan, waar de Woo-ambtenaar veel meer mandaat moet hebben in het bewaken van de voortgang van het proces en op het niveau van een rijksbrede instructie of manual die Woo-ambtenaren veel meer ondersteunt in een effectieve vormgeving van het proces.
2) Focus bij de beleidsmatige en wetgevende stappen n.a.v. deze invoeringstoets op de echt nieuwe elementen in de Woo.
Een aantal daarvan hebben veel potentie, maar moeten nog gefinetuned worden: vertrouwelijke inzage,1artikel 5.7 Woo afwijkende regels voor omvangrijke verzoeken2artikel 4.2a Woo, klachtbehandeling door ACOI3artikel 7 Woo. En een aantal elementen pakken nu verkeerd uit, zoals de i-grond, ‘goed functioneren van de staat’4artikel 5.1, tweede lid, onder i Woo.
Hieraan sleutelen is waar een invoeringstoets in mijn optiek voor bedoeld is. Er gonst nu van alles rond om de Woo grondig te gaan wijzigen, zoals door inperking van het documentbegrip en een maximale behandelduur. Daarvoor is een invoeringstoets niet bedoeld, en bovendien zijn dat ingrepen waar je ontzettend goed over na moet denken, willen ze niet verkeerd uitpakken. Zo werkt inperking van het documentbegrip alleen als er veel duidelijker regels komen over de communicatiekanalen die de overheid mag gebruiken en strafbaarstelling van ambtenaren als dit niet wordt nageleefd.
Terug naar de elementen die wél nieuw waren in de Woo, en waar het nodige te verbeteren is. Ik pik er twee uit:
- De nu halfzachte regeling voor omvangrijke verzoeken. De verstrekkende reikwijdte van de Woo in Nederland is een groot goed. Het is een kracht, waar Nederland internationaal gezien trots op mag zijn. Het betekent tegelijkertijd dat het soms met de beste wil kan zijn dat een verzoek te omvangrijk is om binnen zes weken af te doen. Maar verzoekers vinden deze reikwijdte nog belangrijker dan dat stukken op tijd zijn.5Dat bleek onder meer tijdens de SPOONxOSF-meetup op International Right to Know Day. Het is niet goed dat artikel 4.2a nu te vaag is over hoe dit soort verzoeken moeten worden aangepakt en wat aan beide kanten de waarborgen zijn. Dus laat dat artikel concreter bepalen wat wél binnen zes weken geleverd moet worden en waar binnen zes weken verplicht overeenstemming over moet worden bereikt, met bindende waarborgen over het vervolg.
- De te pas en te onpas toegepaste i-grond. De nieuwste loot aan de eindeloze boom met weigergronden, de i-grond, het goed functioneren van de staat, wordt toegepast op een manier die ver afstaat van wat de wetgever heeft bedoeld en die voor Woo-verzoekers absoluut onacceptabel is. We kunnen daar jaren over gaan procederen, wat iedereen weer veel tijd kost. Of we kunnen de wetstekst zo snel mogelijk aanpassen aan de bedoeling van de wetgever.
3) Laat niet het ‘beeld’ maar duurzame verbetering doorslaggevend zijn
In Den Haag regeert vaak het beeld.
En ook journalisten laten zich leiden door beeldvorming, zo bleek uit een vorige week verschenen ACOI-rapport op basis van een enquête onder honderden journalisten. Meer dan de helft van de respondenten denkt dat vertraging en lakken gebeurt uit politieke motieven. Ik wil heel graag geloven dat dit beeld niet klopt en dichter bij de 15% zit waarin het volgens ambtenaren gebeurt — op zichzelf al erg genoeg. En ik was dan ook blij te zien dat journalisten in dezelfde enquête desondanks aangeven zeer bereid te zijn tot concretiseringsafspraken in het kader van Woo-verzoeken, en ook op die afspraken te vertrouwen.
Nog zo’n vervelend beeld: op meer dan 80% van de Woo-verzoeken van het rijk wordt te laat besloten.6Bron: de rapporten van Open State Foundation en Instituut Maatschappelijke Innovatie ‘Matglas’ (2023) en ‘Ondraaglijk traag’ (2022). In Den Haag hoor ik steeds vaker enthousiaste ambtenaren elkaar napraten dat dit probleem voor een belangrijk deel kan worden opgelost door inperking van het documentbegrip of beperking van de maximale behandelduur. Los van dat dit volgens mij een illusie is, zijn het kunstmatige oplossingen, die niet gaan leiden tot betere openbaarheid en het wantrouwen vanuit de samenleving nog verder zouden vergroten.
Laten we niet in de val trappen dat aanpassing van het beeld ook oplossing van het probleem is. Het werkelijke probleem dat we moeten willen aanpakken, is dat de Woo op dit moment onvoldoende de maatschappelijke functie vervult waarom het te doen is. Dát moet verbeteren. Dat kan, nogmaals, alleen door duurzame verbetering, naar een effectieve uitvoering op de wijze die ik geschetst hebt.
Laten we dát met elkaar realiseren.